Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Want indien [111]gij [112]afgehouwen zijt uit den olijfboom, [113]die van nature wild was, en [114]tegen nature in den goeden olijfboom ingeent; hoeveel te meer zullen [115]deze, die natuurlijke [takken] zijn, in [116]hun eigen olijfboom geent worden? 111. Namelijk geroepen heidenen. 112. Namelijk niet om weggeworpen, maar om ingeent te worden. 113. Dat is, uit de heidenen, die van nature vreemd waren van de Testamenen der beloften; Ef.2:12. 114. Namelijk van uwe afkomst, overmits gij een wilde olijfboom waart, en door een zonderlinge genade Gods in den rechten of tammen olijfboom zijt ingeent. 115. Namelijk Joden, die van de vaderen, met wie God Zijn verbond gemaakt heeft, afkomstig zijn. 116. Namelijk waar zij van afgehouwen waren.